blog pemula yang berisi konten ilmu pengetahuan, berita terhangat dan hobi..

Senin, 06 Desember 2010

e-conference als een potentieel middel van communicatie

HOODSTUK I
INLEIDING

1.1 Achtergrond van het onderzoek
Second Life is een 3-D virtuele wereld die volledig door zijn gebruikers wordt opgebouwd en bewoond. Sinds het openstellen voor het publiek in 2003, is het explosief gegroeid en wordt vandaag door 3.106.543 mensen van over de hele wereld bewoond. In Second Life kunnen bewoners elkaar ontmoeten, aan de wereld bouwen met gedeeltelijk vergelijkbare regels als in het echte leven. Je kunt er winkelen, uitgaan, studeren, rondcrossen, vrienden maken en nog veel meer. Ook bedrijven hebben Second Life ontdekt. Enkele van de grootste bedrijven1 hebben zich reeds in Second Life gevestigd. Dit doen zij met verschillende doeleinden.
De belangrijkste redenen hiervoor zijn2:
• Onderzoeksplatform voor gedrag en sociale interacties;
• 3d versies van een product wereldwijd presenteren voordat de definitieve versie op de markt wordt gebracht;
• Het houden van vergaderingen inclusief PowerPoint presentaties, streaming video en audio met deelnemers van over de hele wereld;
• Het geven van lessen en cursussen.
1 Oa.: ABN Amro, Adidas, Amazon, Coca Cola, Dell, Emerce, Endemol , IBM, Philips, Sun, Talpa, Toyota, Yahoo
2 Bron: Ensey, D. September 25, 2006. 13 ways businesses are using Second Life. Do Real Time. http://www.dorealtime.com/2006/09/13_ways_business_are_using_sec.htm

Technisch gezien is het dus al mogelijk om via Second Life te vergaderen en conferenties te houden.
In de afscheidsrede van prof dr. Eric Andrewsen heeft hij gezegd dat als voornaamste reden waarom er niet meer gebruik wordt gemaakt van E-conference methoden de te grote sociale afstand is. Hieruit vloeit de probleemstelling van deze verhandeling uit voort:
'In hoeverre verkleint Second Life de sociale afstand t.o.v.
traditionele E-conference methoden?'
In het navolgende zal gekeken worden naar Boschma (2005) en Knoben, Oerlemans (2006) om tot een definitie van sociale afstand te komen. Daaruit blijkt dat sociale afstand een combinatie is van vertrouwen en Begrip. Deze termen zullen ook worden gedefinieerd met behulp van diverse wetenschappelijke bronnen. Vervolgens zullen zowel de termen Vertrouwen en Begrip toegepast worden op internet en Second Life. Vertrouwen op internet zal worden behandeld onder de noemer van Virtual Trust. En Begrip op internet zal worden geanalyseerd aan de hand van het communicatieproces dat optreedt bij het houden van vergaderingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende communicatie modellen. Dit wordt gedaan om te verifiëren of de verzonden boodschap in tact aankomt bij de ontvanger, dit is wat onder Begrip wordt verstaan. Wanneer deze theoretische kaders zijn vastgesteld, worden deze afgezet tegen zowel de traditionele E-conference methoden als conferencing via Second Life. Zo kan de invloed van Second Life op het gebied van het houden van conferenties in relatie tot sociale afstand worden gemeten.

1.2 Afbakening van het vraagstuk
In het presenteren van het vraagstuk, heeft de schrijver de volgende afbakening gemaakt, namelijk:
1.1.1 Hoofdvraag
In hoeverre verkleint Second Life de sociale afstand in vergelijking met traditionele E-conference methoden?
1.1.2 Deelvragen
• Wat is E-conferencing?
• Wat is sociale afstand?
• Wat is de invloed van Second Life op Virtual Trust?
• Hoe wordt het communicatieproces van beide E-conference types getypeerd?

1.3 Doel van het onderzoek
Het doel van dit eindwerk is om Second Life te introduceren als een nieuw middel van moderne e-conference. Daarnaast willen de auteurs ook uitleggen over het communicatieproces dat plaatsvindt in e-conferencing.

1.4 Belang van het onderzoek
1.4.1 Voor de studenten
Deze verhandeling is van belang om meer informatie over Second Life technologie te geven. De studenten kunnen de ontwikkeling van communicatietechnologie die vandaag bestaat kennen, zodat hun kennis op dit moderne tijdperk is groeit.

1.4.2 Voor de bedrijven
Deze verhandeling heeft tot doel een alternatieve verklaring van de nieuwe communicatie in het tijdperk van de globalisering te geven, dat vereist dat de onderneming effectief en efficiënt werkt. Bedrijven in Indonesië worden naar verwachting steeds beter in staat om te concurreren met buitenlandse bedrijven die deze technologie gebruiken.
HOOFDSTUK II
OVERZICHT VAN DE RELEVANTE LITERATUUR

2.1 E-conference
E-conference is een vorm van vergaderen waarbij de communicatie verloopt met behulp van een computer zoals E-mail of het internet. E-conferences verschillen van traditionele dagelijkse elektronische uitwisselingen doordat ze zorgvuldig van te voren worden gepland en plaatsvinden binnen een bepaald tijdkader rond een bepaald onderwerp of onderwerpen. Verschillende E-conferenties kunnen behoorlijk verschillen in tijdsduur en aantal participanten. (Johnson, N. E-Conferencing. July 2003.)

Fig. 13



3 Een bedrijfsvergadering binnen Second Life. Bron: Joseph Thornley. Is this my companys next inter office meeting?. http://www.propr.ca/index.php/2006/is-this-my-companys-next-inter-office-meeting/

2.2 Conferencing via Second Life
Conferencing via Second Life is een vorm van E-conferencing waarbij de communicatie verloopt via de virtuele wereld van Second Life. In dit geval zijn alle deelnemers aan de conferentie aanwezig in de vorm van “Avatars”. Dit zijn hun persoonlijke karakters in de virtuele wereld van Second Life. Deze karakters zijn in staat tot het aankijken van andere mensen en het tonen van emoties tijdens de conferentie. Bovendien is het mogelijk om tijdens de conferentie videofragmenten af te spelen, een diashow te tonen of een PowerPoint presentatie te geven. Tevens zijn de deelnemers aan de conferentie in staat om allemaal met elkaar te praten via hun headset. In Fig. 1 is een weergave te zien van een online conferentie via Second Life






















Fig. 24 Proximity and inter-organizational collaboration: A literature review



4 Verdeling van proximity in verschillende componenten. Bron: Knoben, J., & Oerlemans, L. A. G. 2006. Proximity and inter-organizational collaboration: A literature review. International journal of management reviews

2.3 Sociale afstand
Het begrip sociale afstand wordt ook wel Social Proximity genoemd. Social Proximity is onderdeel van een groter geheel dat valt onder de noemer proximity. Deze onderverdeling is te zien in fig. 2.
De definitie van Social Proximity (sociale nabijheid) komt voort uit de literatuur over embeddedness (Polanyi, 1944; Granovetter, 1985) en stelt dat economische relaties altijd in bepaalde mate in verband staan met een sociale context.
Hoe meer sociaal samenhangend de relatie is, hoe meer interactieve leerprocessen mogelijk zijn en hoe meer vernieuwend de prestaties zullen zijn. Ron Boschma (2005) definieert Social Proximity als volgt: Social Proximity wordt bepaald in termen van sociale samenhangende relaties. Relaties zijn sociaal samenhangend wanneer zij vertrouwen impliceren dat op vriendschap of verwantschap gebaseerd is. De capaciteit van een organisatie om te leren en te innoveren heeft een zekere sociale proximity nodig. Een van de kenmerken hiervoor is dat door relaties die gebaseerd zijn op vertrouwen de overdracht van tacit knowledge wordt bevorderd, zo stellen Maskell en Malmberg (1999).
Te veel Social Proximity kan ook nadelen met zich meebrengen. Zo kunnen samenhangende relaties waarbij loyaliteit gemoeid is leiden tot onderschatting van opportunisme, stelt Uzzi (1997). Bovendien stellen Boschma (2005) en Oerlemans, Meeus (2005) dat: sociale relaties niet alleen transacties coördineren maar ook dienen als voertuig die de uitwisseling van kennis mogelijk maakt. Dit omdat wederzijds vertrouwen, verwantschap en ervaring evenals externe middelen worden geactiveerd.
Enerzijds geeft sociale afstand dus aan in hoeverre een persoon zich met de ander vertrouwd voelt. Is de sociale afstand tussen personen kleiner, dan voelen zij zich dichter tot elkaar en zullen zij elkaar meer vertrouwen. Anderzijds heeft sociale afstand, tot bepaalde hoogte, een positieve invloed op de mogelijkheid tot innovatie en learning. In deze verhandeling wordt er van uit gegaan, dat er een relatie bestaat tussen Begrip en de mogelijkheid tot learning en innovatie. Immers hoe kan men van elkaar leren als men niet in staat is om elkaar te begrijpen. Omdat er een relatie bestaat tussen de mogelijkheid tot learning en innovatie bestaat er door deze vooronderstelling ook een relatie tussen Begrip en sociale afstand. Kortom bij een kleinere sociale afstand zijn mensen in staat elkaar beter te begrijpen, door vertrouwen en het delen van vergelijkbare sociale context.
Wanneer personen in hun communicatie een goede persoonlijke toon kunnen ontwikkelen en elkaars emoties en gevoelens begrijpen zal de sociale afstand tussen deze personen aanzienlijk kleiner zijn dan wanneer mensen dit niet kunnen. In de definitie van sociale afstand is gebleken dat die bestaat uit twee kern componenten, namelijk Vertrouwen en Begrip. Om deze reden zal nu vervolgd worden met het geven van een theoretisch kader voor deze twee componenten. In de inleiding is al vermeld dat onder Begrip wordt verstaan, wanneer een boodschap van de zender intact bij de ontvanger aankomt. Dit is de reden dat het communicatieproces dat optreedt bij vergaderingen genomen wordt als theoretisch kader voor Begrip, om zo tot een analyse van sociale afstand te kunnen komen.

2.4 Virtual Trust
Om vertrouwen op internet te kunnen analyseren moet eerst het begrip vertrouwen in zijn algemeen worden gedefinieerd. Philip Pettit (1995; 2004)5 heeft het begrip vertrouwen onderverdeeld in verschillende vormen. Zo worden er twee begrippen onderscheiden, namelijk “Trust” en “Reliance”. Reliance is in dit geval een generieke term voor ‘vertrouwen op’, die verder kan worden onderverdeeld.
Trust zoals in deze verhandeling bedoeld is een specifieke vorm van de generieke vorm van vertrouwen. Er zijn drie variabelen die zorgen voor verschillende vormen van vertrouwen, namelijk:
a) persoonlijk of onpersoonlijk
b) rationeel of irrationeel
c) statisch of dynamisch
De eerste twee variabelen zijn van invloed op het soort vertrouwen maar of het “Trust” is hangt af van het al dan niet aanwezig zijn van het interactieve en dynamische karakter van het vertrouwen. Of Vertouwen dynamisch is hangt af van twee voorwaarden.



5 Wanneer Philip Pettit in het vervolg wordt aangehaald wordt telkens, tenzij anders aangegeven, gedoeld op: Pettit, P. 2004. Trust, Reliance and the internet. Analyse & Kritik, 26: 108.

De eerste voorwaarde is dat het voor de personen die vertrouwd worden duidelijk moet zijn dat zij vertrouwd worden. De tweede voorwaarde is dat het bekend maken van deze afhankelijkheid van invloed is op gedragingen van vertrouwelingen en als extra stimulans kan dienen om te voldoen aan het in hen gestelde vertrouwen. Zowel Trust als Reliance kan rationeel of irrationeel van aard zijn, dit in tegenstelling tot eerdere onderverdelingen die werden gemaakt op basis van het rationele karakter van het vertrouwen. Samengevat is Trust “to treat him or her as Trustworthy” Dit kan worden vertaald als hem of haar als betrouwbaar beschouwen. In Fig. 3 is deze onderverdeling schematisch weer gegeven.










Fig.36 Schematische onderverdeling verschillende soorten van vertrouwen


6. Bron: Pettit, P. 2004. Trust, Reliance and the internet. Analyse & Kritik, 26: 108.

Vervolgens kan het begrip Trust weer worden onderverdeeld in Primary en Secondary-Trust. Het begrip Trust is reeds omschreven als de andere persoon als betrouwbaar beschouwen. Primary-Trust wordt vervolgens omschreven als “to be loyal, virtuous or prudent is to be Trustworthy”. Dit houdt in dat wanneer iemand loyaal, deugdzaam, verstandig of een combinatie van deze elementen is, hij of zij kan worden beschouwd als betrouwbaar. Secondary-Trust is een veel ingewikkelder Begrip. Secondary-Trust is gebaseerd op de overtuiging dat de ander sociale achting koestert en waarschijnlijk aan de vertoning van achting, betrokken bij een handeling van vertrouwen, zal antwoorden door zich als betrouwbaar te bewijzen (Pettit 1995, sec III).
Ten slotte worden twee grondvoorwaarden waarop Trust gebaseerd kan zijn onderscheiden. De primaire basis voor vertrouwen is de overtuiging dat bepaalde mensen als betrouwbaar worden beschouwd. Herkenbaar door kenmerken zoals: loyaliteit, deugdzaamheid en verstandigheid. Het primaire vertrouwen zal enkel rationeel zijn voor het geval dat het geloof rationeel is en rationaliteit dient om te controleren wat de vetrouwer doet.
De secundaire basis voor vertrouwen is de overtuiging dat zelfs als de mensen in kwestie niet als betrouwbaar worden beschouwd, zij wel de kenmerken, waarop het vertrouwen is gebaseerd, kunnen vertonen. Concreet wensen zij gerespecteerd te worden en kunnen zij door respect worden gestimuleerd, zeker bij een openlijke blijk van vertrouwen. De secundaire vorm van vertrouwen die op deze mannier wordt bereikt zal alleen rationeel zijn in het geval dat het geloof in de respectzoekende rationeel is. Deze rationaliteit dient om het vertrouwen bij de vertrouwer te vormen.
Nu duidelijk is wat vertrouwen is, kan gekeken worden hoe dit werkt in een virtuele omgeving als het internet. Hierover zijn de meningen verdeeld. Philip Petitt (1995; 2004) komt tot de conclusie dat Trust niet mogelijk is tussen zogenaamde pure virtuals (mensen die alleen via internet communiceren). Pettit (1995; 2004) stelt dat de internet omgeving geen problemen biedt voor het ontstaan van rationele Reliance, in tegenstelling tot Trust. Ondanks dat er weliswaar weinig informatie over de andere persoon bekend is, kan de informatie die je hebt kan het wel degelijk rationeel geaccepteerd zijn zodat er vanuit gegaan kan worden dat de andere doet wat je van diegene verwacht, je kan deze persoon vertrouwen. Maar zoals al eerder bleek, zijn en twee totaal andere begrippen.
Pettit heeft zich de vraag gesteld of het mogelijk is om op internet mensen als loyaal, deugdelijk en verstandig te beschouwen, aangezien dit de kenmerken zijn waarop iemand als betrouwbaar wordt beoordeeld. De kenmerken van Primary-Trust van Pettit (1995; 2004) stelt dat dit niet mogelijk is. Pettit beargumenteert de manieren waardoor we in het dagelijks leven tot gedachtes van loyaliteit en deugdzaamheid komen. Deze komen volgens Pettit uit drie afzonderlijke bronnen.
Ten eerste de waarneembare informatie. Hiermee wordt de fysieke aanwezigheid van de andere persoon bedoeld, ondersteund door uiterlijk, zijn of haar expressies, gebaren en taalgebruik die de persoon gebruikt. Ook wel ‘het bewijs van aangezicht’ genoemd door Pettit.
Als tweede noemt Pettit de informatie die beschikbaar komt door interactie tussen de personen. Dit noemt hij het bewijskader, personen krijgen te zien hoe anderen op de persoon, die zij al dan niet vertrouwen, reageren en of hun opvatting van deze persoon al dan niet terecht is. Tot slot noemt Pettit de informatie die bewust of onbewust wordt opgeslagen over het gedrag en de reactie van de persoon in kwestie op uzelf en anderen. Dit noemt Pettit geregistreerd bewijs.
Pettit vervolgt met het koppelen van deze drie bronnen om tot Trust te komen op het internet. Hij stelt dat het onmogelijk is om het zogenaamde bewijs van aangezicht over mensen te verkrijgen via het internet, vanwege het feit dat mensen niet fysiek aanwezig zijn op internet. Ook het bewijskader als reden om te zien of je de ander kan vertrouwen (Trust), is volgens Pettit op het internet onmogelijk. Hiervoor geeft hij als reden dat bij de interacties tussen de andere personen het niet mogelijk is om de fysieke aanwezigheid waar te nemen en het ook onmogelijk is om onafhankelijk in te schatten of de reactie van deze of gene terecht is. Dus kan er geen bewijs worden vergaard voor de redenen waarom en de mate waarin een persoon betrouwbaar is. Ook is het volgens Pettit onmogelijk om geregistreerd bewijs van een persoon op te bouwen d.m.v. het internet. Het is volgens hem immers onmogelijk om deze persoon te volgen of zeker te weten dat het om dezelfde persoon gaat. Een persoon kan zelf meerdere adressen hebben of door andere worden geïmiteerd. Dit geldt voor iedereen die op internet communiceert.
Hier stopt Pettit nog niet, want Primary-Trust is ook Secondary-Trust volgens Pettit op internet niet mogelijk. Pettit stelt namelijk dat het onmogelijk is om op internet vast te stellen of een persoon daadwerkelijk loyaal, deugdelijk of verstandig is. Het vaststellen van deze voorwaarden is essentieel voor zowel Primary Trust als Secondary Trust. Dit heeft tot gevolg heeft dat er geen grond bestaat om een teken van vertrouwen als teken van persoonlijk respect, de bron van Secondary-Trust, te beschouwen.
Paul B. de Laat (2005)7 heeft op dit gebied een andere mening. Hij stelt dat de positie die Pettit (1995; 2004) inneemt niet vol te houden is. Er is, volgens De Laat, wel degelijk mogelijkheid tot Trust op internet. De mate van Trust is echter afhankelijk van de vorm van interactie. De vorm is te onderscheiden in:
1. Virtual Markets
2. Non-Task Groups
3. Task groups











7 Wanneer Paul B. de Laat in het vervolg wordt aangehaald wordt telkens gerefereerd naar: de Laat, P. B. 2005. Trusting virtual Trust. Ethics and Information Technology, 7: 167.
Trust tussen zogenaamde pure virtuals is gebaseerd op mechanismen van zowel Primary als Secondary-Trust. Primary-Trust op internet komt volgens De Laat voort uit de volgende kenmerken: vertrouwen in derden (Reliance), reputatie, sociale richtlijnen en deelname aan (quasi-)instituties.
Een voorbeeld van Reliance op derden zijn zogenaamde escrow of borg diensten. Deze treden op als tussenpersoon bij handel en houden de betaling vast totdat de goederen daadwerkelijk zijn geleverd. Dit neemt het probleem van vertrouwen tussen de handelaren onderling grotendeels weg, volgens De Laat. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat beide handelaren normaal gesproken wel vertrouwen hebben in de instelling die optreedt als tussenpersoon.
Het volgende punt dat De Laat noemt is reputatie. De Laat erkent dat virtuele vreemden geen toegang hebben tot wat Pettit geregistreerd bewijs noemt. Maar volgens De Laat hebben ze wel toegang tot een belangrijk substituut.
Vele communiteiten hebben namelijk de mogelijkheid tot het opslaan van persoonlijke ervaringen. Deze gegevens zijn openbaar voor iedereen die wil handelen via deze communiteit. Het is uiteindelijk mogelijk dat door het bestuderen van dergelijke ervaringen, de transactie tussen twee vreemden aanvoelt als een langdurige relatie, hetgeen vertrouwen opwekt. Deze kenmerken van vertrouwen zijn vooral van toepassing op Virtual Markets en voor deze verhandeling van minder groot belang dan de kenmerken die De Laat toekent aan Task Groups.
Social Cueing is het eerste kenmerk. Hiermee worden de sociale aanwijzingen of richtlijnen bedoeld. Dit betekent dat elke vorm van communicatie, ook tussen Pure Virtuals, deze sociale aanwijzingen of richtlijnen bevat. Op basis hiervan kan bepaald worden of iemand als betrouwbaar kan worden beschouwd. De Laat noemt hier de volgende criteria: taalkundige stijl, paralinguïstische aanwijzingen en de inhoud zelf. Kritiek hierop is dat deelnemers vaak op de hoogte zijn van de invloed van deze kenmerken en deze dus kunnen beïnvloeden al naar gelang hen dat uitkomt. Hierop zegt De Laat zelf dat uit deze sociale aanwijzingen en richtlijnen weliswaar een basis kan worden gevormd om te bepalen of iemand als betrouwbaar kan worden beschouwd, maar dat deze basis behoorlijk onstabiel is.
De Laat vervolgt met het herschikken van de definitie van Trust zoals gemaakt door Pettit (1995; 2004). De Laat stelt namelijk dat de mate waarin iemand als betrouwbaar wordt beschouwd een dubbele mening heeft. A beschouwt B als betrouwbaar qua intenties, wanneer deze loyaal, deugdelijk of verstandig is. En als betrouwbaar qua competenties, wanneer B wordt gezien als professioneel gekwalificeerd. Virtuele deelnemers kunnen op twee manieren overtuigd worden van de competentie van de andere deelnemers. Ten eerste kunnen de deelnemers worden beschouwd als goed gekwalificeerd, door bijvoorbeeld het noemen van de professionele geloofsbrieven. Ten tweede noemt De Laat, rollen en procedures die optreden in een taak groep. Deze kunnen duiden op professionalisme.
De Laat gaat verder met het analyseren van de mogelijkheid tot Secondary-Trust op Internet. Hier maakt hij opnieuw onderscheid tussen Markets, Task Groups en Non-Task Groups. De meeste relevante van deze drie zijn de Task Groups. Vandaar dat hier dieper op wordt ingegaan. De Laat beargumenteert hier dat de bronnen voor Primary-Trust niet voldoende basis voor vertrouwen vormen, maar dat het mogelijk is dat Trust alleen voortkomt uit het mechanisme van Secondary-Trust. Deelnemers bepalen namelijk om vertrouwen te schenken en gaan ervan uit dat acties van vertrouwen op dezelfde wijze zullen worden beantwoord. Mede virtuelen kunnen echter ook reageren op het in hen gesteld vertrouwen. Niet omdat zij (ten onrechte) geloven dat de persoon betrouwbaar is, maar omdat het vertrouwen van personen hen aanspreekt als zijnde duidelijk en rationeel in vergelijking met de duisternis van de internetwereld. Het komt er op neer dat vertrouwen in de internetwereld moet worden verondersteld. Om deze reden is het niet het vertrouwen zelf maar de stijl waarmee het vertrouwen in iemand wordt gesteld dat respect en bewondering afdwingt. Dit, respect en bewondering, leidt weer tot een normatieve druk om het voorbeeld en het antwoord te volgen. Primary-Trust is bijna altijd wel in zekere mate aanwezig hetgeen het proces van Secondary-Trust bevordert, stelt De Laat. Hoe dit precies gebeurt is op dit moment niet van belang.


2.5 Communicatieproces
Communicatie is de uitwisseling van symbolische informatie die plaatsvindt tussen mensen die zich van elkaars aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd. We maken dus bij communicatie gebruik van symbolische informatie. Dat wil zeggen informatie die naar iets anders verwijst. Taal is een dergelijke vorm van symbolische informatie.. Bijvoorbeeld de opgestoken hand is in de westerse cultuur algemeen bekend als een begroeting.
Signalen die onze zintuigen kunnen waarnemen zijn weliswaar een noodzakelijke, maar geen afdoende voorwaarde voor communicatie. Niet ieder signaal leidt immers tot communicatie. Volgens R. Buck en C.A. VanLear (2002), er wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen spontane communicatie, symbolische communicatie en pseudo-spontane communicatie. Alle hebben een aparte functie binnen het communicatie proces.
Bij symbolische communicatie heeft het communicatieve gedrag een arbitrair maar sociaal gedefinieerde betekenis Kennis van deze betekenis moet bekend zijn bij zowel de zender als ontvanger. Het bekendste voorbeeld hiervan is het gebruik van taal. Spontane communicatie is gebaseerd op een biologisch gedeeld signaal systeem en is onvrijwillig. De elementen van de boodschap zijn tekens in plaats van symbolen en het is niet prepositioneel. Het gaat hier om zowel gezichtsuitdrukkingen, micro bewegingen, houding, vocalizaties en feromonen.
Met pseudo-spontane communicatie wordt de beoogde prepositionele manipulatie van de zender door middel van expressies identiek aan spontane uitingen bedoeld. De uitingen van psuedo spontane communicatie komen overeen met spontane communicatie, het verschil is echter dat psuedo spontane communicatie opzettelijk door de zender wordt gebruikt, om zo zijn boodschap te beïnvloeden. Bij communicatie wordt dus ook gebruik gemaakt van non-verbale communicatie methoden. Hiermee worden de eerder genoemde uitingen van spontane en pseudo- communicatie, namelijk gezichtsuitdrukkingen, micro bewegingen, houding, vocalizaties en feromonen bedoeld. Evenals de ook reeds eerder genoemde non-verbale symbolische communicatie denk aan het voorbeeld van de opgestoken hand.
Duidelijk zal ook zijn dat deze verschillende vormen van non-verbale communicatie grote invloed heeft op de mate waarin de boodschap intact door de ontvanger wordt ontvangen. Verscheidene onderzoeken wijzen zelfs uit dat 70% van de communicatie8 verloopt via non-verbale signalen en derhalve een essentieel onderdeel is van communicatie.
Non-verbale zijn in vergelijking met verbale signalen van grotere directe invloed maar zijn ook op verschillende manieren te interpreteren. Non-verbale signalen vervullen verschillende functies in communicatie. Ze kunnen dienen ter versterking en ondersteuning van de verbale boodschap maar deze verbale boodschap kan ook hierdoor worden afgezwakt of tegen gesproken.


8 Bron: http://www2.bbpp-lembang.info/index.php?option=com_content&view=article&id=257&Itemid=304
Een communicatie model is een model, dat een theoretisch kader vormt voor het verloop van het communicatie proces. Dit is het proces dat optreedt wanneer communicatie plaats vindt.
De communicatie modellen zijn er in een verscheidenheid aan vormen, die zich van boeiende optellingen, diagrammen tot wiskundige formules uistrekken.







Fig.49 Weergave van het Shannon & Weaver model

Het meest gebruikte communicatie model is The Shannon-Weaver Model (1947), zie fig. 4. Dit model wordt gebruikt om de fases van het communicatie proces te onderscheiden. Belangrijk element in dit model is ook de zogenaamde “noise source”. Dit houdt in de ruis bron, of te wel de storing op de lijn. Dit kan worden onderverdeeld in:
a) Fysieke ruis, signalen van buitenaf die het luisteren, kijken en/of voelen bemoeilijken.

9. Bron: Underwood, M. Shannon-Weaver model. http://www.cultsock.ndirect.co.uk/MUHome/cshtml/index.html.
b) Psychologische ruis, omvat vooroordelen en stereotiepe die de doorgang van signalen belemmeren.
c) Semantische ruis, wanneer beide partijen niet dezelfde codes hanteren.


Fig. 510 Weergave van Berlo’s S-M-C-R model


David Berlo11 heeft dit model als uitgangspunt genomen, en hier een aantal elementen aan toegevoegd, te zien in fig. 5. Berlo stelt dat er bij zowel de zender als bij de ontvanger vijf elementen zijn die de ontvangst beïnvloeden. De ideale communicatie handeling zou één zijn waar de doorgegeven informatie aankomt zoals het werd verzonden, met andere woorden met totale ontvangst of Fidelity.


10 Bron: Thomlison, T. An interpersonal primer with implications for public relations. http://faculty.evansville.edu/dt4/301/primer301.html
11 Bron: Underwood, M. 2003. Communication, Cultural and Media Studies: Berlo's S-M-C-R Model, (http://www.cultsock.ndirect.co.uk/MUHome/cshtml/index.html ed.).

Vervolgens verdeelt Berlo het onderdeel boodschap onder in verschillende elementen. Dit model is aan deze verhandeling toegevoegd, omdat het onderdeel Channel of kanaal hier aan bod komt. Vervolgens noemt Berlo de vijf zintuigen van de mens als mogelijke communicatie kanalen. Communicatie kan volgens Berlo dus plaats vinden door iets te zien, te horen, te voelen, te ruiken, of te proeven. Bovendien zijn deze zintuiglijke waarnemingen aanvullend op elkaar. Dit wil zeggen dat de communicatie wordt versterkt door het gebruiken van verschillende zintuigen. Wat dus weer leidt tot een betere ontvangst. Kortom de ontvanger zal de zender beter begrijpen.













HOOFDSTUK III
METHODOLOGIE

3.1. Het onderzoekstype
De schrijver gebruikt een onderzoekstype om de problemen in dit eindwerk op te lossen. Dit eindwerk gebruikt het descriptive onderzoekstype. Pawito ( 2007: 83) vertellen dat dit onderzoekstype bedoeld is om meer informatie over het onderwerp van de onderzoek te vinden.

3.2. Methoden van het verzamelen van de gegevens
De schrijver gebruikt de volgende verschillende methodes om de gegevens te verkrijgen in verband voor de verhandeling.
3.2.1 Literatuurstudie
Volgens Pawito (2007:81) wordt deze techniek in het geheel van het onderzoekproces gebruikt. In het hele onderzoek wordt er gebruikt gemaakt van verschillende literatuur die passend is voor het onderzochte fenomeen is. De schrijver heeft boeken, artikelen, en informatie over Second Life en over e-conferencing gelezen en gebruikt als gegevens voor deze verhandeling.


3.2.2 Participerende Observatie
Volgens Pawito (Pawito, 2007: 115) is participerende observatie een speciale vorm van waarneming, waar de onderzoeker niet alleen een passieve waarnemer is, maar ook verschillende rollen in bepaalde situaties aanneemt en deelneemt aan de onderwerpen die zullen worden onderzocht. Hier heeft de auteur heeft een account op
www.secondlife.com en nam er deel aan sinds 9 november 2009. De
schrijver heeft ook deelgenomen aan een gesimuleerde e-conferencing, die 5 december 2009 op Universiteit van Diponegoro gehouden.
3.2.3 Interview
Interviewen is een manier om gegevens te verkrijgen door vragen te stellen aan de respondenten. De schrijver heeft docenten, studenten, verschillende eigenaren en medewerkers die hebben deelgenomen aan een e-conference.

3.3. Methoden van de analyse van de gegevens
Die verzamelde gegevens worden geanalyseerd met een descriptieve kwalitatieve analyse. Dat is een analyse die beschrijving en uitleg geeft van de verzamelde gegevens. De schrijver analyseert de literatuur over de theorie van communicatieproces, Second Life en E-conferencing.


HOOFDSTUK IV
ANALYSE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN

Wanneer wordt gekeken naar de drie methoden waardoor we volgens Pettit tot de conclusie kunnen komen of iemand als betrouwbaar kan worden beschouwd, of Primary-Trust in diegene mogelijk is, is te zien dat Second Life wel degelijk een nuttige toevoeging vormt. Het is namelijk mogelijk om door gebruik van Second Life in bepaalde mate het zogenaamde bewijs van aangezicht te vergaren over andere personen. Het bewijs van aangezicht is eerder uitgelegd als: gebruikte expressies, gebaren, woorden en uiterlijk van een persoon.
Zo zijn in tegenstelling via Second Life in tegenstelling tot andere E-conference methoden wel expressies en gebaren waar te nemen. Inderdaad bij video conferencing zijn expressies en gebaren ook waar te nemen, maar een stuk minder goed, omdat je niet goed de totale lichamelijke aanwezigheid tegelijkertijd kan waarnemen. Een andere groot nadeel van video conferencing t.o.v. Second Life is dat je in theorie wel in staat bent dergelijke expressies e.d. waar te nemen, maar in de praktijk zullen de meeste van deze signalen aan je voorbij gaan. Dit komt omdat je nooit de video frames van alle gebruikers tegelijk in de gaten kan houden. Wat bij gebruik van Second Life en het waarnemen van dergelijke expressies en gebaren wel dient te worden aangetekend is dat deze apart door de gebruiker moeten worden aangegeven. Gebruikers kunnen anderen dus ook misleiden met het gebruik van deze gebaren en expressies. De woorden die iemand gebruikt om te communiceren is ook een element van het bewijs van aangezicht, maar deze zijn in andere E-conference methoden ook waar te nemen. Punt van kritiek dat kan worden geleverd bij conferencing d.m.v. Second Life op het gebied van het bewijs aangezicht is dat avatars elk uiterlijk kunnen aannemen die de gebruiker wenst. Aangezien uiterlijke kenmerken van de andere persoon volgens Pettit ook een bron zijn om te beoordelen of de ander als betrouwbaar kan worden beschouwd kan dit behoorlijk misleidend werken. Mogelijke oplossing hier zou kunnen zijn, dat wanneer Second Life wordt gebruikt voor professionele doeleinden als conferencing met gebruikers van een bedrijf, een ICT tak van de HRM afdeling van dat bedrijf de avatars van het personeel maakt op basis van een fact sheet, inclusief verschillende foto’s dat door het personeel is ingeleverd bij de HRM afdeling.
Waar Second Life echter veel meer te beiden heeft volgens Pettit is bij de volgende bron om te bepalen of iemand als betrouwbaar kan worden beschouwd. Second Life biedt namelijk meer mogelijkheden om een zogenaamd bewijskader over een persoon op te maken. Dit komt omdat wanneer Second Life wordt gebruikt voor conference methoden je in staat bent om waar te nemen hoe andere personen elkaar beïnvloeden en op elkaar reageren. Dit is een nieuwe dimensie die eerder methoden van E-conferencing niet goed konden bieden. Dit kwam omdat de communicatie daar als het ware van persoon tot persoon verliep. Bij Second Life zijn alle gebruikers tegelijkertijd op één plek op één tijdstip aanwezig, weliswaar virtueel, maar zij kunnen om deze redenen beter op elkaar inwerken en reageren. De toegevoegde waarde komt toch ook vooral uit het feit dat de personen nu in staat zijn om elkaars waarnemingen te signaleren en waar te nemen.
Dit heeft tot gevolg dat het voor personen mogelijk is om te toetsen of
de mening die zij t.o.v. een andere persoon hebben over het feit of deze persoon al dan niet als betrouwbaar kan worden beschouwd gerechtvaardigd is. Ook op het gebied van geregistreerd bewijs, het volgende punt dat Pettit noemt als bron om te bepalen of iemand als betrouwbaar kan worden beschouwd, biedt Second Life voordelen. Deze voordelen komen voort uit hetzelfde punt als bij het bewijskader, de mogelijkheid om anderen te zien handelen. Bij geregistreerd bewijs wordt namelijk gezegd, informatie die onbewust wordt opgeslagen over de manier van handelen t.o.v. uzelf of anderen. Probleem dat wel blijft bestaan is hoe je zeker kan zijn of de persoon met wie je praat ook werkelijk die persoon is die je denkt dat het is, en niet iemand die deze persoon imiteert. Bovendien kan een persoon verschillende avatars aannemen of van uiterlijk veranderen. Dit levert een nadeel op bij het gebruik van Second Life, maar geen nieuw nadeel. Dit nadeel treedt namelijk ook op bij de 2e generatie E-conference methoden. Ook hier zou het koppelen van de HRM afdeling aan het maken van avatars voor het personeel mogelijk in combinatie van een wachtwoord en een vertrouwelijkheids verklaring een oplossing kunnen bieden.
Secondary-Trust wordt beïnvloed door de factoren die bepalen of het mogelijk is om tot een mening op het gebied van Primary-Trust te komen over een andere persoon. Second Life zorgt, zoals zojuist beargumenteerd, voornamelijk voor een positieve invloed op deze mogelijkheid. Wat dus ook zal resulteren in een grotere mogelijkheid tot het vormen van Secondary-Trust. Men zal minder snel uitgaan van het feit dat iedereen in staat is waar te nemen dat het voor gebruikers onmogelijk is om een rationele mening te vormen over het feit of iemand als betrouwbaar kan worden beschouwd. Om deze reden zal een handeling van vertrouwen meer respect en bewondering bij de vertrouwde afdwingen. Dit respect en bewondering is de achting zoals bedoeld bij de behandeling van Secondary Trust. Cruciaal punt bij Trust is dus ook in hoeverre het gebruik tussen avatars beschouwd gaat worden als normaal en als communicatie tussen echte personen. Wanneer dit totaal niet zal gebeuren, blijft het punt van kritiek van Pettit (1995; 2004) geldig namelijk dat de bronnen aan de hand waarvan wordt gebaseerd of een persoon als betrouwbaar kan worden beschouwd, niet geldig zijn. Dit komt omdat niet de werkelijke lichamelijke aanwezigheid wordt waargenomen, maar een soort virtueel toneelstuk, waar dus geen waarde uit kan worden gehaald.
Wanneer echter de definitie van De Laat (2005) wordt aangehouden bij het bepalen van Trust op internet komt men tot hele andere conclusies. Immers wanneer uit wordt gegaan van de definitie van De Laat (2005) heeft Second Life veel minder toegevoegde waarde op het gebied van Trust. Positief punt is dat de bronnen van Trust die De Laat (2005) onderscheidt ook bij het gebruik van Second Life van toepassing kunnen zijn. Echter deze bronnen kunnen ook van toepassing zijn bij traditionele methoden van e-conferencing. Zo zullen vertrouwen (Reliance) op derden, reputatie, sociale richtlijnen en deelname aan (quasi-) instituties en de mate van competentie ook bij de traditionele methoden van e-conferencing een rol spelen. Wel zou kunnen worden beargumenteerd dat Second Life verder gaat.
Bij het communiceren via Second Life is het mogelijk om een evenwichtiger beeld te krijgen op het gebied van reputatie en competentie, omdat je in staat bent om informatie te putten uit de verschijning (avatar) van de andere persoon. Een persoon die zich voordoet als doktor en er ook zo uit ziet zal geloofwaardiger overkomen dan wanneer dit niet het geval is. Wat hierbij wel opnieuw dient te worden opgemerkt is dat deelnemers hun avatar zelf kunnen ontwerpen en hier dus ook enorm mee kunnen misleiden. Hiervoor heeft deze verhandeling eerder reeds een opzet gegeven
voor het mogelijk voorkomen hiervan, d.m.v. het koppelen van de HRM functie aan het ontwerp van de avatar.
Op het gebied van social cueing, biedt Second Life wel een veel rijkere omgeving. Er zijn namelijk veel meer sociale richtlijnen en aanwijzingen waar te nemen. Er wordt namelijk een nieuwe dimensie toegevoegd. Nu worden niet alleen verbale of geschreven aanwijzingen of richtlijnen gesignaleerd maar ook visuele, uiterlijk, gebaren etc. Inderdaad ook bij video conferencing zijn visuele signalen waar te nemen, maar zoals al eerder is aangegeven toch op een hele andere manier. Immers vele signalen zullen verloren gaan omdat niet alle video frames tegelijk kunnen worden bekeken en bij video conferencing is (meestal) niet de gehele lichamelijke aanwezigheid te zien. De definitie die De Laat (2005) geeft over Secondary-Trust is ook bij gebruik van Second Life van toepassing, maar Second Life vormt hier geen toegevoegde waarde ten opzichte van traditionele E-conference methoden. Immers de door De Laat (2005) beschreven mechanismen van achting, die zal lijden tot normatieve druk om een actie van vertrouwen met vertrouwen te beantwoorden zijn wel van toepassing, maar bij traditionele E-conference methoden zijn deze mechanismen op dezelfde manieren aanwezig.
Het volgende component van sociale afstand is Begrip. Bij totaal Begrip is er sprake van totale ontvangst. De stappen van het communicatie proces bij zowel 2e generatie E-conference methoden als bij conferencing via Second Life, zijn in principe dezelfde. Communicatie blijft namelijk communicatie. Deze stappen zijn goed weer gegeven in het model van Shannon & Weaver. Een belangrijk element van dit model in dit geval is de “noise source”. Om verder te gaan dient er onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende vormen van de zogenaamde 2e generatie E-conference methoden. Bij tele-conferencing, via de telefoon, is het onmogelijk om de anderen personen te zien. Bij video conferencing ziet men wel beeld; echter men kan niet alles tegelijk zien en is niet tegelijkertijd in één ruimte aanwezig. Alle vormen van conferencing hebben last van invloed van ruis.
Tweede generatie e-conference methoden hebben grote last van fysieke ruis, omdat men gehinderd wordt bij het zien van elkaar. Er zijn echter ook argumenten aan te voeren, waarom juist conferencing via Second Life last zou hebben van grotere invloed van fysieke ruis. Men kan hier namelijk helemaal geen personen, maar slechts creaties van deze personen zien. Dit kan inderdaad moeilijk worden tegen gesproken, maar interessant is het om te kijken in hoeverre mensen van komende generaties dit nog als een minpunt zullen beschouwen, omdat ze zullen opgroeien met avatars en de virtuele wereld. Psychologische ruis zal bij conferencing via Second Life misschien zelfs iets hoger liggen. Omdat je aankijkt tegen de raarste en vreemdste avatars waardoor je sneller geneigd bent om vooroordelen over de gebruiker achter de avatar te ontwikkelen en er een grote kans is dat je deze gebruiker nooit hebt ontmoet zal dit de communicatie aanzienlijk kunnen beïnvloeden. Semantische ruis zal bij alle vormen van communicatie grote invloed hebben. Immers wanneer men niet dezelfde taal spreekt is het lastig communiceren.
Conferencing via Second Life heeft hier wel een pluspunt; men is immers in staat om de anderen te zien. Stel je maar voor, wat is moeilijker in een vreemde taal: een pizza bestellen via de telefoon of bij de bakker een croissant kopen? Waarschijnlijk zult u allemaal antwoorden, dat een pizza bestellen lastiger is, omdat je bij de bakker het croissantje kunt aanwijzen en je vingers kunt opsteken voor het aantal. Dit voorbeeld geeft de invloed van non-verbale communicatie goed weer. Hier wordt later in de analyse op terug gekomen. Berlo gaat met zijn S-M-C-R model dan Shannon & Weaver. De verschillende onderdelen van het Shannon & Weaver worden in dit model verder onderverdeeld. Zo stelt hij dat als kanaal, om een boodschap over te brengen, de vijf menselijke zintuigen gebruikt kunnen worden.
Duidelijk zal zijn dat teleconferencing hier duidelijk te kort schiet, omdat er maar gebruik wordt gemaakt van een zintuig. Zowel video conferencing als conferencing via Second Life maakt gebruik van twee zintuigen, namelijk horen en zien. Dit zal de ontvangst ten goede komen. Maar ook zal duidelijk zijn dat de communicatie via deze methoden als gekeken wordt naar het model van Berlo nog lang niet perfect is; we voelen, ruiken en proeven namelijk niets. Zo gaan er dus informatie signalen verloren.
Vervolgens is uitvoerig ingegaan op het gebruik van non-verbale communicatie methoden. We bedoelen hier de eerder genoemde uitingen van spontane-communicatie en pseudo-communicatie, namelijk gezichtsuitdrukkingen, micro bewegingen, houding, vocalizaties, feromonen en non-verbale symbolische communicatie. Vervolgens is duidelijk gemaakt dat deze non-verbale communicatie grote invloed heeft op de ontvangst van de boodschap.
Immers 70% van de communicatie verloopt via non-verbale signalen. Duidelijk zal zijn dat bij traditionele e-conference methoden het nagenoeg onmogelijk is om non-verbale signalen op te vangen. Hier dient ook onderscheidt te worden gemaakt tussen de verschillende vormen van de zogenaamde 2e generatie e-conference methoden.

Bij tele-conferencing, via de telefoon, is het onmogelijk om de andere personen te zien, laat staan dat zij in staat zijn om te communiceren via non-verbale, bedoelde of on bedoelde signalen. Bij video conferencing ziet men wel beeld, dus kan hier wel iets worden opgemaakt uit non-verbale signalen. Het grootste gedeelte van deze non-verbale signalen zal onderweg echter verloren gaan, omdat men niet alles tegelijk kan zien. Men kan moeilijk op elkaar reageren, omdat men wel elkaars gezicht ziet van achter hun eigen computer, maar niet in één ruimte met elkaar is. Ook omdat men niet tegelijk in één ruimte is kan men moeilijk tegelijker tijd elkaars hoofdschudden of armbewegingen waarnemen. Bovendien ziet men doorgaans niet het hele lichaam van de andere persoon, waardoor ook non-verbale signalen verloren gaan. Pluspunt van video conferencing is dat je wel mensen in de ogen kan kijken, en dan het gevoel kan krijgen dat je dicht bij diegene bent en het echt tegen een andere persoon hebt. Dit in tegenstelling tot conference voeren via Second Life, waar men het gevoel kan krijgen dat het onpersoonlijk is omdat men niet gewend is d.m.v. de zogenaamde avatars te communiceren en dus minder geneigd zal zijn om serieus hier op in te gaan. Hoewel de huidige en zeker komende generaties hier zeer waarschijnlijk een stuk minder moeite mee zullen hebben.
Wat conferencing via Second Life wel biedt t.o.v. de vorige generatie e-conference methoden, is de mogelijkheid om met elkaar in één ruimte te zijn. Dit heeft grote gevolgen heeft voor de communicatie. Men is nu namelijk in staat om alle deelnemers tegelijk en geheel te zien en bovendien kan er veel sneller op elkaar gereageerd worden. Veel belangrijker is dat een groot gedeelte van de non-verbale signalen die in de 2e generatie verloren waren gegaan, via Second Life wel door kunnen komen. Men is namelijk in staat om de eerder genoemde gezichtsuitdrukkingen, micro bewegingen, houding, vocalizaties en non-verbale symbolische communicatie waar te nemen. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat de personen die de avatars besturen, deze bewegingen zelf moeten invoeren. De signalen eerder gedefinieerd als spontane communicatie zullen hierdoor dus (hoogst waarschijnlijk) niet door komen, waardoor niet alle signalen van de verzonden boodschap in tact aankomen. Misschien kan de besturing van de avatar in Second Life in de toekomst worden gekoppeld aan de persoon die hem of haar bestuurt waardoor uitdrukkingen niet meer manueel hoeven worden ingevoerd maar automatisch van het gezicht of ander lichaamsdeel van de bestuurder worden overgebracht naar zijn of haar avatar.
Via Second Life zal de ontvangst van de communicatie die optreedt bij conferencing dus hoger liggen, mits de gebruikers gewend zijn aan het gebruik en het aankijken tegen avatars. Maar Second Life is nog zeker niet perfect omdat: spontane communicatie wegvalt en de avatar een misleidende invloed kan hebben op de communicatie.


HOOFDSTUK V
CONCLUSIES EN VOORSTELLEN

5.1 Conclusies
Wanneer sociale afstand wordt gedefinieerd als een combinatie van Trust en Begrip om te kijken in hoeverre de sociale afstand kan afnemen bij het gebruik van Second Life komt men tot de volgende conclusies.
Wat Trust betreft kan men bij het gebruik van Second Life beter een bewijs van aangezicht over de andere persoon vergaren, mede doordat er een totale lichamelijke aanwezigheid kan worden waar genomen. Bovendien is het mogelijk om expressies en gebaren waar te nemen en over te brengen.
Volgende punt is het bewijskader vooral hier biedt Second Life toegevoegde waarde. De extra dimensie die Second Life namelijk toevoegt is, dat alle deelnemers tegelijkertijd op één plek op één tijdstip aanwezig kunnen zijn. Hierdoor het mogelijk is om waar te nemen hoe personen op elkaar reageren en inwerken. Dit zorgt ook voor een grotere mogelijkheid tot het komen van geregistreerd bewijs over een andere persoon. Cruciaal bij Trust op internet is ook in hoeverre het gebruik van avatars beschouwd gaat worden als communicatie met echte personen. Immers wanneer dit totaal niet zal gebeuren blijft de kritiek van Pettit (1995; 2004) bestaan. Dan zijn namelijk de, via Second Life wel rijkere, bronnen om te beoordelen of een persoon als betrouwbaar kan worden beschouwd niet van toepassing. De werkelijk lichamelijke aanwezigheid is namelijk niet waar te nemen. Wanneer hiervan wordt uitgegaan kan wel worden gekeken naar de definitie van De Laat (2005) op het gebied van Trust op internet. In dit geval heeft Second Life echter minder toegevoegde waarde. Alleen op het punt van sociale aanwijzingen/ richtlijnen biedt Second Life een rijkere omgeving, omdat er nu meer visuele aanwezigen/ richtlijnen kunnen worden waar genomen.
Het volgende component van sociale afstand is Begrip. Begrip is gedefinieerd aan de hand van het Shannon & Weaver model, wanneer er totaal Begrip is, is er sprake van totale fidelity. Gebruik van Second Life onderscheid zich van tele-conferencing door het toevoegen van een visuele dimensie. In het S-M-C-R model van Berlo is gezien dat dit een nuttige toevoeging is omdat er hierdoor een tweede zintuig als kanaal wordt gebruikt. Hierdoor zal de mate waarin de boodschap in tact aankomt verbeteren. Bij video conferencing is deze visuele dimensie al aanwezig. De voornaamste toevoeging die Second Life hier biedt is het op één plek en op één tijdstip bij elkaar kunnen zijn. Hierdoor kan er sneller op elkaar worden gereageerd. Belangrijker is echter dat hierdoor meer non-verbale communicatie signalen kunnen worden opgevangen. Wanneer immers 70% van de communicatie verloopt via non-verbale signalen zal duidelijk zijn dat door het toevoegen van non-verbale signalen de boodschap een stuk beter over kan komen, er is hogere ontvangst en dus een beter Begrip. Daarnaast zijn er mogelijke argumenten aangevoerd die ondersteunen dat bij gebruik van Second Life er minder hinder van ruis wordt ondervonden. Ook zijn er argumenten gegeven waarom gebruik van Second Life juist tot meer last van ruis kan leiden. De invloed van Second Life is op dit punt dus moeilijk te voorspellen. Wel is duidelijk dat gebruik van Second Life invloed zal hebben op de mate waarin
ruis voor storing in de communicatie zorgt. Wat weer zal leiden tot beter of slechtere ontvangst van de boodschap en dus tot beter of slechter Begrip.
Kortom het vertrouwen kan in de definitie van Pettit (1995; 2004) worden vergroot mits avatars gezien gaan worden als echte personen. Wanneer uit gegaan wordt van de definitie van De Laat (2005) kan het vertrouwen ook worden vergroot, maar en stuk minder significant. Ook het begrip zal verbeteren voornamelijk door de betere mogelijkheid tot het waarnemen van non-verbale signalen.
Omdat sociale afstand is gedefinieerd als combinatie van Trust en Begrip kan Second Life dus wel degelijk de sociale afstand helpen verkleinen bij het houden van e-conferences problemen die bij het gebruik van Second Life wel blijven bestaan of juist optreden zijn:
• Alleen virtueel fysiek aanwezig, niet in realiteit. Dit heeft tot gevolg dat, tenzij komende generaties avatars als ‘echte mensen’ gaan beschouwen, volgens Pettit er geen reden bestaat om iemand, ook op Second Life, als betrouwbaar te beschouwen;
• Avatars kunnen misleidende invloed op de communicatie hebben;
• Het is niet mogelijk om zeker te zijn dat met wie je praat ook werkelijk die persoon is, iemand kan namelijk die persoon imiteren plus personen kunnen verschillende avatars aannemen of van uiterlijk veranderen;
• De door Second Life aan de communicatie toegevoegde expressies en gebaren moeten door de gebruiker zelf apart worden ingevoerd. Dit heeft ook tot gevolg dat spontane non-verbale signalen bij communicatie zullen weg vallen.


5.2 Beperkingen
Deze verhandeling heeft gekeken naar de mate waarin Second Life de sociale afstand kan verkleinen bij het houden van e-conferenties. De belangrijkste beperking die optreedt bij dit onderzoek is het ontbreken van empirische resultaten naar de bevindingen van bedrijven over het gebruik van Second Life. De reden hiervoor is dat de reeds bestaande Second Life projecten zich nog in een zodanig pril stadium bevinden dat gebruikers nog te weinig ervaring hebben met het gebruik hiervan om tot bruikbare resultaten te komen.
Waar in deze verhandeling ook niet op is in gegaan, is in hoeverre het accepteren van e-conferenties cultureel bepaald is. Immers cultuur is ook van invloed op de manier waarop traditionele vergaderingen verlopen. Bij het analyseren van het communicatie proces dat optreedt bij E-conferences zijn traditionele communicatie modellen gebruikt. Wellicht komt men tot betere resultaten wanneer gebruik wordt gemaakt van communicatie modellen die speciaal voor virtuele communicatie zijn ontwikkeld.

5.1 Aanbevelingen voor verder onderzoek
Deze verhandeling heeft op het gebied van virtual Trust twee bronnen gebruikt die elkaar tegenspreken, namelijk Pettit (1995; 2004) en De Laat (2005). Deze verhandeling heeft vervolgens componenten van beide definities gebruikt. Interessant is het om verder onderzoek te doen naar dit verschil in mening om zo tot een algemenere definitie van Trust op internet te vormen. Een aantal maal is in deze verhandeling aangehaald dat van invloed is in hoeverre mensen in de toekomst online communicatie, ook via avatars, als normaal gaan beschouwen. Nuttig zou het zijn wanneer er onderzoek wordt gedaan naar het veranderende gebruik van internet bij de jeugd t.o.v. vorige generaties. Zal communicatie met behulp van avatars in de toekomst worden beschouwd als face to face communicatie?
Dan nog een aantal richtlijnen m.b.t. Second Life. In deze verhandeling wordt gesteld dat gebruikers hun avatar zelf kunnen ontwerpen en dat dit invloed heeft op hun voorkomen. Vervolgens wordt door het koppelen van de HRM functie een mogelijke oplossing gegeven. Gekeken dient te worden naar de daadwerkelijke mogelijkheid tot het creëren en de invloed van deze “nep” avatars. Daarnaast is het interessant om te zien in hoeverre de voorgestelde koppeling met de HRM afdeling een oplossing kan bieden. Belangrijk is ook dat gekeken wordt naar de gebruiksvriendelijkheid van Second Life. Is de interface en besturing door iedereen te gebruiken? Kan iedereen ook emoties en expressies tonen met zijn of haar avatar, of is dit alleen mogelijk voor experts? Bovendien werd in deze verhandeling gesteld dat gebruikers zelf deze emoties en expressies moeten invoeren, spontane signalen gaan dus verloren. Toegevoegde waarde zou een koppeling zijn tussen het lichaam van de gebruiker naar de avatar, zodat bewegingen en expressies direct worden weergegeven. Interessant is het dus om te kijken naar de mogelijkheid voor het maken van een dergelijke koppeling bij de besturing van de avatar. Het belangrijkste is dat er meer Field-Research wordt gedaan naar conferencing met behulp van avatars. Niet alleen naar de zojuist genoemde kritiek punten, maar vooral ook naar de ervaringen van bedrijven die er reeds mee werken.

REFERENTIES

Wetenschappelijk gepubliceerde bronnen
Buck, R., & Van Lear, A. C. 2002. Verbal and nonverbal communication: Distinguishing symbolic, spontaneous, and psuedo-sponteneous nonverbal behavior. Journal of communication, Sep 1;52, 3: 522.
Knoben, J., & Oerlemans, L. A. G. 2006. Proximity and inter-organizational collaboration: A literature review. International journal of management reviews, 8(2): 71.
Krauss, M., & Chen, Y. Chawla, P. Nonverbal Behavior and Nonverbal Communication: what do conversational hand gestures tell us?.
De Laat, P. B. 2005. Trusting virtual Trust. Ethics and Information Technology, 7: 167.
Lam, L. P. K. 1986. The communication process in teaching and learning in higher education. CUHK Education Journal Vol. 14 No. 1
Pawito, Ph.D. 2007. Penelitian Komunikasi Kualitatif. Yogyakarta: LKiS
Pettit, P. 1995. The cunning of Trust. Philosophy and public affairs, 24(3): 202.
Pettit, P. 2004. Trust, Reliance and the internet. Analyse & Kritik, 26: 108.
Remmerswaal, J. 2003. Handboek groepsdynamica. In. (7th ed.) H. Nelissen.
Tim Penyusun. 2008. Pedoman Penulisan Tugas Akhir Akademi Bahasa 17 Agustus 1945 Semarang jenjang Diploma III. Semarang: Akademi Bahasa 17 Agustus 1945.

Onderzoek
Johnson, N. 2003. E-Conferencing. http://www.inclenTrust.org/pdf/lamp2003/eConferencing%20Module%20_July%202003_.pdf
Nieuwsartikelen
Terdiman, D. 2006. A virtual world's real-world conference players, builders and community leaders to come together in SF for the Second Life community convention. Cnet News.Com.
Harun, Rochajat. 2008. Mencermati Kesadaran Komunikasi Non-verbal. (http://www2.bbpp-lembang.info/index.php)

Andere bronnen
Lee, D. 1993. Developing effective communications. University of Missouri, Extension and Agricultural Information.
Kaminski, S., geadapteerd van Mortensen, C.D. 1972. Communication: The study of human communication. Ch. 2 In McGraw-Hill Book Co. (http://www.shkaminski.com/Classes/BJU_MBA_665/)
Underwood, M. 2003. Communication, Cultural and Media Studies: Berlo's S-M-C-R Model, (http://www.cultsock.ndirect.co.uk/MUHome/cshtml/index.html)

referenties van mijn scriptie

REFERENTIES

Wetenschappelijk gepubliceerde bronnen
Buck, R., & Van Lear, A. C. 2002. Verbal and nonverbal communication: Distinguishing symbolic, spontaneous, and psuedo-sponteneous nonverbal behavior. Journal of communication, Sep 1;52, 3: 522.
Knoben, J., & Oerlemans, L. A. G. 2006. Proximity and inter-organizational collaboration: A literature review. International journal of management reviews, 8(2): 71.
Krauss, M., & Chen, Y. Chawla, P. Nonverbal Behavior and Nonverbal Communication: what do conversational hand gestures tell us?.
De Laat, P. B. 2005. Trusting virtual Trust. Ethics and Information Technology, 7: 167.
Lam, L. P. K. 1986. The communication process in teaching and learning in higher education. CUHK Education Journal Vol. 14 No. 1
Pawito, Ph.D. 2007. Penelitian Komunikasi Kualitatif. Yogyakarta: LKiS
Pettit, P. 1995. The cunning of Trust. Philosophy and public affairs, 24(3): 202.
Pettit, P. 2004. Trust, Reliance and the internet. Analyse & Kritik, 26: 108.
Remmerswaal, J. 2003. Handboek groepsdynamica. In. (7th ed.) H. Nelissen.
Tim Penyusun. 2008. Pedoman Penulisan Tugas Akhir Akademi Bahasa 17 Agustus 1945 Semarang jenjang Diploma III. Semarang: Akademi Bahasa 17 Agustus 1945.

Onderzoek
Johnson, N. 2003. E-Conferencing. http://www.inclenTrust.org/pdf/lamp2003/eConferencing%20Module%20_July%202003_.pdf
Nieuwsartikelen
Terdiman, D. 2006. A virtual world's real-world conference players, builders and community leaders to come together in SF for the Second Life community convention. Cnet News.Com.
Harun, Rochajat. 2008. Mencermati Kesadaran Komunikasi Non-verbal. (http://www2.bbpp-lembang.info/index.php)

Andere bronnen
Lee, D. 1993. Developing effective communications. University of Missouri, Extension and Agricultural Information.
Kaminski, S., geadapteerd van Mortensen, C.D. 1972. Communication: The study of human communication. Ch. 2 In McGraw-Hill Book Co. (http://www.shkaminski.com/Classes/BJU_MBA_665/)
Underwood, M. 2003. Communication, Cultural and Media Studies: Berlo's S-M-C-R Model, (http://www.cultsock.ndirect.co.uk/MUHome/cshtml/index.html)